Verdiepingsvragen zijn vragen gericht op het analyseren, evalueren en creëren.
Het zijn vragen die uitnodigen, prikkelen en verleiden tot het creëren van nieuwe ideeën, inzichten en oplossingen
Onthouden, begrijpen en toepassen
worden gezien als voorwaarde om
efficiënt en constructief met deze vragen aan de slag te kunnen.
Analyseren - vragen die gericht zijn op het opdelen van informatie in verschillende onderdelen. Je zult dit bijvoorbeeld tegenkomen bij het ordenen van speelkriebels binnen verschillende ontwikkelingsdomeinen.
Evalueren - vragen die gericht zijn op de waarde van ideeën. Materialen en methoden worden geëvalueerd door het ontwikkelen en toepassen van criteria. Je zult dit bijvoorbeeld tegenkomen als gesproken wordt over criteria voor een
goede les.
Creëren - Vragen die gericht zijn op het ontwikkelen van nieuwe ideeën, oplossingen of producten. Je komt dit in de module tegen bij het leren van een nieuwe bewegingsvaardigheid.
Bij een analysevraag wordt aan je gevraagd om een ingewikkeld probleem
te vereenvoudigen om er met jouw kennis en inzicht vat op te krijgen. Je ontleedt het bijvoorbeeld in deelproblemen, herleidt het tot een patroon of een onderliggend probleem,
of concentreert je op relevante aspecten, zoals belangrijke kenmerken, oorzaken of gevolgen.
Een analysevraag vergt doorgaans kritisch en gedegen (voor)onderzoek.
Context: Je gaat met een groep 5 trampoline-bok springen .Je hebt drie niveaugroepen springen gemaakt. De ‘goede’ springers, de minder begaafde springers en een middengroep.
Een evaluatievraag vraagt naar een beargumenteerd oordeel en standpunt. Bij een evaluatievraag verantwoord je een handelwijze, bepaal je de waarde van iets of iemand; je kiest uit verschillende mogelijkheden de beste oplossing voor een probleem, je beoordeelt een ‘kunstwerk’ – binnen het onderwijs in bewegen veelal het uitvoeren van een vaardigheid of een complex aan vaardigheden - of je ontwikkelt en verdedigt een eigen mening.
Context: je geeft al geruime tijd bewegingslessen aan verschillende leeftijdsgroepen. Je hebt al een breed scala aan verschillende bewegingsactiviteiten aangeboden; spelvormen, atletiek en turnactiviteiten. Binnen het turnen zijn er vaardigheden die je in je eentje kunt uitvoeren maar ook oefeningen waarbij je de andere nodig hebt om het te kunnen laten slagen. Denk bijvoorbeeld aan acro-gym maar ook aan het samen overgooien van een bal. Kortom je hebt een ruime ervaring in het aanbieden van bewegingsactiviteiten.
Bij het motorisch leren wordt onderscheid gemaakt in verschillende vormen van leren. Zo wordt bijvoorbeeld een
verschil gemaakt tussen impliciet en expliciet leren. Naar alle waarschijnlijkheid heb je in verschillende situaties verschillende vormen van leren bij de kinderen opgeroepen.
Creatievragen zijn erop gericht met je kennis en inzicht nieuwe ideeën, ‘producten’- denk in dit verband bijvoorbeeld aan ontwerpen van kijkwijzers - of zienswijzen tot stand te
brengen. Dat vergt creativiteit. Bij synthesevragen zijn uiteenlopende antwoorden mogelijk.
Context: bij expliciet leren komt de verbetering van de uitvoering tot stand doordat je een meer
gedetailleerd en genuanceerd beeld hebt van hoe de beweging moet worden uitgevoerd. Je
hebt een duidelijkere voorstelling van de bewegingsuitvoering. Je weet wat je moet doen en
je kunt dit ook verwoorden. Hoe duidelijker het bewegingsbeeld en hoe genuanceerder je dit
kunt verwoorden, des te ‘beter’ de uitvoering, zo is de gedachte.
Bij het impliciet leren is de aandacht gericht op het effect dat de activiteit of vaardigheid teweeg brengt in de omgeving. Je bent je nauwelijks bewust van wat er precies gebeurt tijdens de bewegingsuitvoering. Er is slechts in beperkte mate aandacht voor de te leren activiteit zelf. Veelal is er sprake van een externe focus. Het kenmerk van een impliciet leerproces is dat je je nauwelijks bewust bent van de beweegregels en de procedures die bij de uitvoering van een activiteit worden gebruikt.
Met andere woorden of een bepaalde manier van leren impliciet of expliciet wordt genoemd hangt af van de wijze waarop een kind leert en dit kan achteraf pas worden vastgesteld.
De uitwerkingen van de verdiepingsvragen kun je met elkaar bespreken tijdens intervisiemomenten met collega’s of studiegenoten. Je kunt je bevindingen en eventuele vragen natuurlijk ook delen via disqus.